Buigen of barsten. Ontkenning van een creatief en strijdbaar mens

Boekbespreking: Camille Claudel een vrouw.

 

"We kunnen niet veel meer doen, m’n beste Asselin. We moeten haar haar gang laten gaan, tot het einde. Vrij. Indien we van haar houden... Een genie, Henry, weet u wat dat is? Een godheid die in de oudheid over het leven van elkeen beschikte. Wij zijn het die haar nodig hebben, Henry." (blz. 390)

 

In de omgeving van de kunstenares Camille Claudel waren weinig mensen die deze welwillende mening van de kunstcriticus Octave Mirbeau deelden. Want niet lang na deze uitspraak was het gedaan met haar vrijheid. Op initiatief van haar broer, de dichter en diplomaat Paul Claudel, werd zij op negenenveertigjarige leeftijd op 10 maart 1913 door twee mannen in haar woning opgehaald en naar de psychiatrische kliniek Maison de Santé in Ville Evrard gebracht. Daarmee kwam een einde aan het creatieve en strijdbare leven van deze buitengewone vrouw en kunstenares. Camille Claudel zat er tenslotte dertig (!) jaar, opgesloten tot haar dood in 1943, lijdend aan honger en kou.

 

Anne Delbée heeft het leven van Camille Claudel fascinerend beschreven in haar roman ‘Camille Claudel een vrouw’. In het eerste deel schetst ze Claudel’s worsteling om als meisje haar eigen weg te mogen gaan. Claudel zette haar ideeën door tegen de zin van haar moeder en kreeg in 1879 les van de beeldhouwer Alfred Boucher. Vervolgens lukte het haar om les aan een privéschool in Parijs te krijgen. Vrouwen waren toen nog uitgesloten van de kunstacademie, die pas in 1897 voor hen open ging. Tenslotte kreeg Claudel vanaf 1883 les van Rodin, met wie ze, naast een intensieve en creatieve samenwerking, ook een hartstochtelijke liefdesrelatie ontwikkelde. Voor Rodin is dit de bloeiperiode in zijn kunstenaarschap. Veel van zijn bekende werken ontstaan in die tijd. Maar ook Claudel wordt, ondanks allerlei relationele strubbelingen met Rodin, in haar creatieve proces bijzonder geïnspireerd. Ze streeft naar het volmaakte kunstenaarschap en maakt indrukwekkend werk.

Men boetseert geen ideeën

Na veel spanningen en conflicten verbreekt Claudel in 1898 de relatie. Redenen liggen in het spanningsveld van de driehoeksverhouding tussen Claudel, Rodin en zijn levensgezellin, Rose Buret. Belangrijker nog was het gevoel van Claudel, dat ze door de inmiddels groot geworden staatskunstenaar Rodin werd gebruikt. Noch door hem noch door de buitenwereld werd ze erkend als zelfstandige kunstenares. Ze werd steeds weer in het openbaar als leerling van Rodin gepresenteerd, terwijl zij juist verwoede pogingen deed zich aan dit imago te ontworstelen. Dat ontlokte haar later de uitspraak: "Ze hebben me opzettelijk gekweekt om hen ideeën te leveren aangezien ze de nulliteit van hun eigen verbeelding kenden. Ik lijk op een koolplant die door slakken wordt opgevreten: telkens als ik een nieuw blad verwek vreten ze het op." (blz. 396)

 

De vijftien jaar die volgen zijn doortrokken van problemen en pogingen om het hoofd boven water te houden. Het volgende citaat maakt duidelijk hoe Claudel steeds weer die strijd om het dagelijks bestaan en erkenning van haar positie als alleenstaande vrouw en als kunstenares moest aangaan: ‘Goede kritieken zijn niet voldoende, er moet brood op de plank komen. Ze zou niet eens kunnen verkopen... Sinds ze Rodin verlaten heeft, is ze ook het contact kwijt met het mondaine wereldje, de financiers, de kopers - het netwerk. Ze komen niet vanzelf naar dat godvergeten atelier. Ze gaat zelden of nooit uit. Zonder mooie kleren, zonder hoeden, zonder ‘beschermers’ zoals men zegt, komen de uitnodigingen niet zo maar binnen waaien. Om op de Salon (...) te kunnen tentoonstellen, waarvan een in marmer en een in brons, heeft ze zo hard gewerkt dat ze er al haar tijd aan heeft besteed.

Al het geld ook (...). Kritieken brengen nooit praktische oplossingen.

’s Anderendaags beginnen de echte beeldhouwproblemen weer. Dan is er geen sprake meer van nieuwe kunst, van vormgeving, van grootse ideeën over de toekomst van de beeldhouwkunst, nee. Het is allemaal zo veel banaler, alledaagser, tragischer. "Hoe kom ik aan de nodige kilo’s klei, aan een blok marmer? Hoeveel vraagt de gieter? Men boetsert geen ideeën. En de modellen kan men niet rechtsstreeks in klei weergeven; daarvoor is een oven nodig om de klei te bakken, de afdrukken, de reprodukties." (blz. 293/294)

In het gekkenhuis

Het gebrek aan materiële middelen had niet alleen honger en kou tot gevolg maar leidde tot andere problematische zaken, zoals onbekwame helpers die haar beelden kapot maken, gieters die uit wraak, haar beelden vernietigen omdat ze hen niet op tijd kan betalen en zelfs helpers die haar behoorlijk toetakelen. Dit alles heeft zijn weerslag op Claudel’s lichamelijk en geestelijk functioneren.

 

Ze vertoont steeds meer onbegrijpelijk gedrag. Ze isoleert zich in haar woning, gedraagt zich verward en zwerft soms langere tijd. Ook vernietigt zij regelmatig eigen werk. Dat was tenslotte aanleiding voor haar familie, op hun keurige naam beducht, om Claudel te laten opsluiten. Ze was inmiddels een bedreiging geworden.

 

Haar brieven uit het gekkenhuis aan haar broer Paul spreken duidelijke taal. Daarin klaagt zij over de ellendige omstandigheden, het slechte eten en de kou waaraan volgens haar mensen overlijden. Steeds weer verzoekt ze hem haar te bevrijden: "Ik wil zo gauw mogelijk dit oord verlaten... Ik weet niet of het jou bedoeling is me hier te laten, maar het is erg wreed voor mij...! En dan te bedenken dat het zo fijn is in Parijs en dat ik daarvan af moet zien door jullie dwaze invallen... laat me hier niet zo alleen achter..." (blz.74)

Grand tragique

Het bijzondere in de roman van Delbée is de wijze waarop zij Camille Claudel en haar strijd om het bestaan in een culturele en maatschappelijke context plaatst. Binnen dat kader wordt ook het vertoonde ‘vreemde’ en ‘gekke’ gedrag begrijpelijk en ‘normaal’. Claudel werd gemangeld door structurele belemmeringen in een mens-/vrouwvijandelijke maatschappij. Het zijn vooral de maatschappelijke normen en waarden, de (economische) machtsverschillen, de op uitbuiting en onderdrukking gebaseerde machinaties, die mensen tegen elkaar opzetten en de vernieling in drijven.

 

"Als er nu een Camille aan onze deur zou kloppen", zegt Anne Delbée in een interview met Vrij Nederland, "zouden ook wij haar misschien nog steeds opsluiten. Natuurlijk, ze was even niet goed bij haar hoofd. Maar wat ze nodig had, was geld en niet een medisch rapport. Ik zie haar als een grand tragigue, ze gaat (...) door tot de dood erop volgt. En dat kan iedereen van haar leren: een hoge mate van opstandigheid"1

 

Camille Claudel een vrouw is een spannend geschreven boek dat een indrukwekkend beeld geeft over het uitzonderlijke leven van deze vrouw. Het levert niet alleen informatie over het leven van een groot kunstenares in haar strijd voor een menswaardige ontwikkeling. Het bevat ook materiaal dat bijdraagt om het verband tussen psychisch lijden en maatschappelijke en culturele mechanismen te begrijpen. Dit wordt inzichtelijk door de presentatie van feiten over hoe die mechanismen doorwerken in de organisatie van het alledaagse bestaan en in het daaraan gekoppelde welzijn van mensen. Het boek laat de strijd om handelings- en ontwikkelingsruimte van een vrouwelijke kunstenaar zien. Claudel voerde een smartelijk gevecht dat ze uiteindelijk moest bekopen met dertig jaar opsluiting.

 

Heinz Mölders

 

Delbée, A., Camille Claudel een vrouw. Vertaald door Michel Perquy, Uitgeverij De Geus, Breda, 1994 (derde druk), 448 pagina’s.

 

ISBN 90 5226 094x. Prijs f 17,50.

 

1. Anne Delbé in: Vrij Nederland van 14/10/89